Post

Chinco

Indonesia

De westkust van Sumatra was een belangrijke leverancier van peper. De VOC vestigde er een handelspost, maar de komst van de Europeanen leidde tot oplopende spanningen met de bevolking. De compagnie besloot daarom in 1667 om haar handelspost te verhuizen naar het eilandje Cingkuk of Pulau Tjinkoek voor de westkust van Sumatra. Het eiland had een goede rede aan de noordkust, waar de schepen konden ankeren. Het lag gunstig ten opzichte van de scheepvaart route, waardoor het goed bereikbaar was voor handelaren in peper en goud.

De compagnie bouwde op de rots heuvel in het midden van het eiland een loge, die werd omgeven door een houten palissade. In 1679 werd een stenen pakhuis gebouwd en stenen borstweringen van muren van 5 meter hoog en 75 cm dik. Er waren twee poorten: aan de noordkant en aan de zuidkant, Het eiland was berucht ongezond wat leidde tot hoge sterfte onder de bezetting.

Pulau Cingkuk moest eigenlijk de hoofdvestiging van de VOC op de westkust van Sumatra worden, maar de compagnie gaf uiteindelijk de voorkeur aan het veel gezondere Padang. De vestigingen van de VOC op de westkust van Sumatra werden tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) overgegeven aan enkele schepen van de East India Company, maar ze werden na het tekenen van de vrede weer teruggegeven aan de Nederlanders. Hetzelfde gebeurde in de jaren 1795-1816 De Nederlanders keerden terug 1818 terug op het eiland en herbouwden de handelspost. Het belang van het eiland werd steeds verder overschaduwd door Padang.

De ruïnes op het eiland zijn tegenwoordig een belangrijke toeristische attractie. De borden vermeldden ten onrechte dat het om de overblijfselen zijn van een Portugees fort.

Afbeeldingen