beschrijving beschrijving

Kaart van het dorp Botter-Baalie

Afbeelding

Kaart van het dorp Botter-Baalie

Heneman, Johan Christoph van

Titel Leupe: Caerte van 't nieuwe ontdecte doorp, genaamd Botter-Baalie, leggende aan ’t rivier van Saramaca tusschen de Waanica creecq in Saron enz. opgenomen en geteekend door Heneman.

De Marrons waren van oorsprong slaafgemaakten die de plantages hadden ontvlucht en in de Surinaamse binnenlanden nieuwe gemeenschappen vormden. Hun aantallen groeiden in de loop van de 18de eeuw, mede doordat ze overvallen op plantages pleegden en de daar werkzame slaven meenamen naar hun dorpen. Ze werden dan ook een steeds grotere bedreiging voor het plantagesysteem. Door vrede te sluiten met de Aukaners, Saramaccaners en Matawai hoopte de overheid in de jaren zestig van de achttiende eeuw de bedreiging te beteugelen. De Boni-oorlogen in de jaren '70 van de 18de eeuw maakten duidelijk dat deze hoop ijdel was. Door de verschillende expedities tegen de Marrons en de contacten met de groepen waarmee vrede was gesloten, brachten in deze periode de Nederlanders wel steeds grotere delen van het nog onbekende binnenland in kaart.

Tamelijk dichtbij Paramaribo, naar het westen en zuidwesten, bevonden zich nederzettingen van Marrons, uit wie naar wordt aangenomen de Kwinti-Marrons zijn voortgekomen. Het hier getoonde 'Botter-Baalie' (Heneman kende de eigenlijke naam van het dorp niet en noemde het naar de aangelegen kreeg) is hiervan een voorbeeld. Vanuit dorpen als deze werden reizigers overvallen en werden soms zelfs aanvallen op Paramaribo zelf ondernomen. Expedities om de dorpen te vinden en vernietigen waren niet onverdeeld succesvol. Geregeld werden dorpen ontdekt en vernietigd, maar de bewoners die ontkwamen stichtten elders in het gebied in de regel meteen weer nieuwe nederzettingen.

Het dorp ‘Botter-Baalie’ werd overigens ‘ontdekt’ en de inwoners verjaagd door Musinga, een grootopperhoofd van een groep Marrons aan de Saramacca, de voorouders van de huidige Matawai. Hij beloofde het dorp aan te vallen, mits hij daarvoor enige beloning in de vorm van geweren en kruit kreeg. In december 1770 zond Musinga 22 krijgsgevangenen naar Paramaribo. Het verlaten dorp werd de volgende maand bezocht door de kaartenmaker Heneman. Volgens berichten zou het dorp ongeveer zestig bewoners hebben geteld. Afgezien van een twintigtal woningen en enige wachthuisjes stond in het dorp een ‘Gado Huys’ (heiligdom).

Deze kaart toont het plaats van het dorp in de omgeving. Voor een gedetailleerde kaart van het dorp zelf, zie VEL2126.

Het noorden is rechts.

Schaalstokken van 800 Kettingen / 6 Uuren of 4 Surinamsche Meilen = [ca. 1 : 148.000].

Neem contact op met Nationaal Archief voor hergebruik en auteursrechten.

Bronnen en literatuur

Heijer, H. den, Grote Atlas van de West-Indische Compagnie = Comprehensive Atlas of the Dutch West India Company, II, de nieuwe WIC 1674-1791 = the new WIC 1674-1791 (2012)