Post

St. Kitts

Op St. Kitts, dat volgens de gangbare opvatting in 1493 door Colombus werd ontdekt en toen de naam San Christóbal kreeg, vestigden zich omstreeks 1623 Engelsen en kort daarna ook Franse kolonisten, die beide uiteinden van het eiland in bezit namen. Hessel Gerritsz vermeldt in zijn Rotario dat het eiland op drie plaatsen bewoond was. Aan de zuidoostzijde hadden de Fransen hun tabaksvelden en een fort, evenals aan de westzijde. Twee mijl ten noorden daarvan lag het Engelse fort, waar een riviertje zorgde voor goed drinkwater. De Fransen daarentegen moesten op het strand kuilen graven om er drinkbaar water in te verzamelen. De kolonisten, waarbij zich ook enkele Nederlanders voegden, hielden zich vrijwel uitsluitend bezig met de tabakscultuur, met als gevolg dat het eiland voor de voedselvoorziening en het verkrijgen van andere goederen van primair belang goeddeels afhankelijk was van aanvoer van elders. Nederlandse kooplieden voorzagen graag in de behoefte, mede omdat het hun sinds 1631 ook officieel was toegestaan op het eiland zout te halen, en deze interessante afzetmarkt maakte vestiging op het buureiland Sint-Eustatius extra aantrekkelijk.

Afbeeldingen