Post

Surat

India

Na eerdere mislukte pogingen opende de VOC in 1616 een kantoor in Surat. Surat was de belangrijkste havenstad in het noorden van India en behoorde tot het rijk van de groot-mogol. De kooplieden van Surat voeren op Perzië, het Midden-Oosten en Zuid-Oost Azië. Eerst kocht de VOC katoenen stoffen van de Suratse kooplui die ze verhandelden in Atjeh. De stoffen waren een onontbeerlijk ruilmiddel in de specerijenhandel op de Molukken. In de loop van de 17de eeuw slaagde de compagnie er in de handel in katoen en specerijen tussen Surat en de archipel grotendeels zelf in handen te krijgen. De VOC had in Surat geen forten en relatief weinig personeel. In vergelijking met andere vestigingsplaatsen was de militaire aanwezigheid van de compagnie hier zeer klein. Aan het begin van de 18de eeuw raakte het Mogolrijk in verval. Hierdoor ontstond in het binnenland onrust en nam de aanvoer van katoen en indigo naar Surat af. Ook de handel op Perzië stagneerde door de politieke onrust daar. De rol van Surat werd in de loop van de 18de eeuw geheel overgenomen door Bombay waar de Engelsen hun handelsbasis hadden. De handel van de VOC in Surat was succesvol. Van de grootmogol had de compagnie een aantal handelsprivileges gekregen, en ook in andere handelsplaatsen, tot in het verre Agra, werden vanuit het directoraat in Surat kantoren gesticht. Toen de VOC katoen en specerijen ging verhandelen in het Rode-Zeegebied en er kantoren opende, vreesden de kooplieden van Surat ook daar hun handelspositie te verliezen aan de VOC. Maar hoewel de karavaanhandel via Perzië over land enigszins verminderde omdat de VOC katoen en specerijen over zee naar Europa bracht, heeft de compagnie de handel in het Rode-Zeegebied nooit helemaal gedomineerd. De directeuren en kooplieden voerden in Surat een 'groote staat'. Zij vertoonden zich in het openbaar in dezelfde stijl als de plaatselijke adel of de leden van het keizerlijk hof in India. Ze lieten zich bijvoorbeeld vervoeren in een draagstoel met een baldakijn, begeleid door een complete hofhouding. Dit alles vaak tot ergernis van de Raad van Indië te Batavia. Maar volgens de VOC-dienaren te Surat was het in India alleen mogelijk met veel vertoon van macht en rijkdom iets te bereiken. In 1616 opende de VOC een kantoor in Surat. De eerste directeur vestigde zich er in 1620. Tussen 1781 en 1784 kwam Surat in handen van de Engelsen. Het gezag van de compagnie werd hersteld, tot het in 1795 aan de Engelsen werd overgegeven.

Afbeeldingen